Aardappelen planten
Na de strenge vorstperiodes kunnen we aardappelen planten op lichtzure gronden, die voor de winter van een goede bemesting voorzien zijn. Aardappelen mogen niet op pas bekalkte grond geplant worden, de oogst is minder en de kans op ziekten groter. Een bijbemesting met aardappelmest, vooral kalium of potas kan nuttig zijn. Om de oogst wat te vervroegen worden de plantaardappelen enkele weken voorgekiemd door ze op een klare, verluchte en frisse plaats in een bakje open te leggen. Plant met een bollenplanter als het goed weer is de voorgekiemde knollen in goedbewerkte grond, in rijen om de 40-50cm van elkaar, en 60cm tussen de rijen. Bedek de plantpatatjes met wat grond, en eventueel met een zwarte plastiek om de opwarming van de grond te stimuleren. Van zodra de planten boven de grond zichtbaar zijn moeten ze opnieuw met grond bedekt worden, tot er uiteindelijk een 'grondrug' van 25cm hoog is. Als er dan nog kans op nachtvorst is, kan men best een vorstvlies over de jonge planten leggen.